Historisch fort Erfprins

Historie

Foto: Keizer Napoleon Bonaparte.

Samenvatting van de historie  

 

Bronnen: boek, 

Dhr. F.M. van Elderen, Erfprins, van 

'Fort Lasalle tot Marinekazerne'.


'200 Jaar Erfprins', samengesteld door:

 AOOWDE Ron Daudeij (Kazerne Adjudant MK Erfprins), onder redactie van: LTZSD 2OC Bert Vliegen (Hoofd MK Erfprins), Dhr. Frans Muller en Dhr.Bert de Vries (vrijwilligerswerkgroep ’t Erfdeel).


'Fort Erfprins' van Dhr. M. (Frits) van Muijden vrijwilligerswerkgroep ’t Erfdeel. 

Den Helder in de Tweede Wereldoorlog: Dhr. R.Schendelaar.


Foto's: Maritieme Historie, Den Haag.

Eigen collectie werkgroep 't Erfdeel Erfprins.


   Foto: Keizer Napoleon Bonaparte.

Het bouwen van het Fort  


Foto: Kaart 'Schiereiland Noord-Holland'


Fort Erfprins is een negentiende-eeuws fort ten noordwesten van de Nederlandse stad Den Helder.

Met een oppervlakte van 49 ha. is Erfprins het grootste fort van Nederland. Het fort werd in juni 1973 aangewezen als rijksmonument.


De aanleiding voor de bouw van een fort, door de Fransen, was de inval van de Engelsen en de Russen, die een landing uitvoerden op de kust bij Groote Keeten (Callantsoog) op 27  augustus 1799 en die tot 30 november 1799 een veldtocht hielden in schiereiland Noord Holland. Ook zijn o.a. Huisduinen en Den Helder langeretijd door de Engelse bezet geweest.  Het gebied was ten tijde van de inval in handen van de Bataafse Republiek gesteund door de Franse Republiek. 

Op 19 november 1799 is Den Helder weer vrij van de Engelsen en staat weer onder ,,Bataafs bewind".


Het "Bataafse bewind" was uiteraard niet gelukkig met de tijdelijke bezetting, van het schiereiland Noord Holland, en Den Helder werd hierna een steeds belangrijkere plaats om de oorlogsvloot onder te brengen. 


Ook keizer Napoleon Bonaparte (verder aangeduid met Napoleon) zelf was doordrongen van dit belang, hij verordonneerde dat Den Helder een oorlogshaven met werffaciliteiten diende te worden, maar dan wel goed verdedigbaar tegen aanvallen van welke zijde dan ook. 


M.a.w. Den Helder moest het "Gibraltar van het Noorden" worden.


In 1806 kwam er door, ingrijpen van Napoleon, formeel een einde aan de Bataafse Republiek die toch wel een groot deel van Nederland besloeg. 

Om de gedachten van Napoleon te verwezenlijken diende er een 'linie' rond Den Helder gebouwd te worden, ondersteund door enkele forten op strategische plaatsen. 

Het fort maakt deel uit van de ,,Stelling van Den Helder'' die vanaf 1807 werd aangelegd.

Den Helder als ‘Vestingstad’


Voor Den Helder is Jan Blanken Jannsz (foto: 1755-1838) van groot belang geweest. 

In 1808 werd, ten tijde van het Koninkrijk Holland, kreeg Blanken, als waterbouwkundig ingenieur en Inspecteur-Generaal bij Waterstaat, de  opdracht de stelling te ontwerpen en een werf waar militaire schepen konden worden hersteld

Hij bleef dat, onder koning Willem I, doen tot en met 1826.

Als ontwerper en uitvoerder van de haven 'Het Nieuwediep', ontwierp hij plannen voor een groot maritiem etablissement en ontwerper van de verdedigingsgordel rond de stad.  


Met betrekking tot de aanleg van militaire maritieme zaken adviseerde hij onder meer Napoleon, in dat verband en was hij verantwoordelijk voor de tot standkoming van de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder.  

De meeste bekendheid kreeg Blanken door de realisatie van het Noord-Hollands Kanaal tussen Amsterdam en Den Helder.


Tijdens de Napoleontische periode werkte hij samen met admiraal Carel Hendrik VerHuell.

Jan Blanken maakte in opdracht van Napoleon een groot aantal plannen voor de defensie van de zeegaten, de rede van Texel en de marinehaven Het Nieuwediep, omdat het de wens van Napoleon was om de havens van de Europese kust te versterken tegen mogelijke Engelse aanvallen. 

Tot de Stelling Den Helder behoren de forten en batterijen: Fort (Morland) nu Kijkduin, 

Fort (Lasalle) nu Erfprins, Fort Dirks Admiraal, Fort Westoever, Fort Oostoever (gebouwd bij de aanleg van het Noord-Hollandkanaal ± 1825), batterij Kaaphoofd (is nog een klein gedeelte van te zien), en de Oostbatterij (NAVGIS) is afgebroken. Deze laaste 2 had te maken met de  de dijkverzwaring i.v.m. de Deltawerken. In ± 1886 was de bouw van het panserfort Harsens gereed.

Het bouwen van het Fort  


Foto:  Eerste schets van het fort.


Juli 1810 maakte Napoleon zijn plannen bekend voor het bouwen van de forten die de 

'Stelling van Den Helder' moesten gaan vormen. 


Op 6 april 1811 keurde Napoleon de ingediende plannen goed. 

Tussen 14- en 17 oktober 1811 bracht hij een bezoek aan Den Helder om de in aanbouw zijnde fortengordel in ogenschouw te nemen. Het bedrag dat gemoeid was met de bouw van ons fort was een half miljoen Franse Franken.  


Het nieuwe fort werd uitgevoerd als een vijf puntig bastion (is een vijfhoekige aarden of stenen uitbouw van een verdedigingswerk). 

Door het opwerpen van de wallen, rondom het fort, ontstonden grachten. Ook kwamen er twee poorten waarbij de gracht extra breed was bij de poorten en was er uitsluitend, via een brug, toegang gaf tot een ravelijn, die ook voorzien waren van wallen. 


Rondom het fort was het land laag en drassig. Middels een Inundatiedijk en -sluisje kon de waterstand rondom het fort nog hoger opgezet worden, tegen een eventuele vijand (Inundatie: defensieve onderwaterzetting van een terreingedeelte voor militaire doeleinden).


De eerste tijd was de bezetting van het fort niet echt comfortabel. Er waren een beperkt aantal haastig gebouwde houtenbarakken die ook nog slecht van kwaliteit waren. In de Franse periode is er wel nog een kruithuis op het fort gebouwd in 1812.

De eerste naam fort  'Lasalle'


Antoine Charles Louis, Graaf van Lasalle is de eerste naamgever van ons fort.  Hij  is geboren op de tiende mei 1775, in Metz en groeide uit tot een flamboyante cavaleriegeneraal onder Napoleon.  De rang van generaal bekleedt Lasalle al op dertigjarige leeftijd. 


(foto), als de cavaleriegeneraal in actie, waarbij hij een 'brigade dragonders' aanvoert. 


Hij heeft een kort eervol leven gehad, waarin hij onder meer de navolgende onderscheidingen heeft gekregen: Het “Legion d’ Honneur” als grootofficier, Ridder van de IJzeren kroon, en de orde van Beieren (militaire verdienste) de naam 'Lasalle' staat  vermeld op de “Arc de Triomphe” .

Admiraal Ver Huell  (foto)


In 1812 was één van de eersten, die aan het hoofd van ons fort stond, de Hollandse Admiraal, in Franse dienst, Carel Hendrik Ver Huell die door Napoleon benoemd was tot bevelhebber van het Texelse eskader en zich met zijn staf in het fort (Lasalle) Erfprins vestigde. 


Na de val van Napoleon ontstond er een onduidelijke situatie waarbij de admiraal, mede door het ontbreken van juiste informatie aangaande de politieke situatie in het Nederland,  besloot, conform zijn belofte aan Napoleon, trouw aan hem te blijven en het fort niet over te dragen aan de nieuwe machthebber. 


Dit was  tegen het zere been van onze nieuwe vorst, Koning Willem I

Het lukte Generaal-majoor Cornelis François de Jonge, na lang onderhandelen, Ver Huell te bewegen om op 4 mei 1814 het fort te ontzetten.

Zo was het laatste Franse bolwerk, in de Nederlanden, gevallen. Door deze hardnekkige actie viel hij in ongenade bij de nieuwe Nederlandse vorst. 


Ver Huell liet zich naturaliseren tot Fransman, waarna de nieuwe Franse vorst hem tot opperbevelhebber van de Franse Noordkust benoemde. Tijdens de terugkeer van Napoleon

(“de honderd dagen”) heeft hij, trouw als hij was aan zijn keuzes, niet de zijde van Napoleon gekozen.


Koning Willem II heeft hem jaren later min of meer gerehabiliteerd en hem in de Militaire Willemsorde verheven als Ridder 3e klasse. 

Naamsverandering


Nadat de Franse troepen waren vertrokken werd het fort overgenomen door Generaal - majoor Cornelis François de Jonge. Op fort zaten toen 40 landkozakken, het 15e bataljon van linie en een detachement van het 13e bataljon infanterie van linie en 4 compagnieën uit Alkmaar.


Bij het verwerken van de Franse periode besloot onze nieuwe soeverein vorst, de latere koning Willem I, dat alle Franse namen dienden te verdwijnen zo ook bij ons fort 'Lasalle'


Op 28 juli 1814 werd fort 'Lasalle' omgedoopt tot fort 'Erfprins'. De reden hiervoor was dat de nieuwe heersers zo snel mogelijk de jarenlange Franse bezetting wilden doen vergeten. Hiertoe werden alle Franse namen, binnen het fort veranderd in Nederlandse. 


Naamgever


De naam 'Erfprins' was een verwijzing naar de oudste zoon van de vorst, Willem Frederik George Lodewijk, 'Erfprins van Oranje' 


Foto:  'Erfprins van Oranje' afgebeeld op een schilderij van John Singleton Copley uit 1813. 


Hij draagt het uniform van een Engelse kolonel. De prins heeft gedurende de slagen bij Quatre Bras en Waterloo aan de zijde van Wellington zich op een dusdanige wijze onderscheiden (hij raakte zelfs gewond aan zijn schouder toen hij zijn troepen voorging in de strijd) dat zijn vader Koning Willem I op het slagveld bij Waterloo (18 juni 1815) een monument voor hem liet oprichten. 

De zogenaamde 'Lion’s Mount'

'

In de Franse tijd kregen de bastions Franse namen en na die tijd Nederlandse:  



               

                   Frans naam :             Nederlandse naam :

     I                Tourville                            Wassenaar

     II               Turenne                             Prins Maurits

     III              Vauban                              Coehoorn

     IV             de Queene                         Egmond

     V              Caffaralli                             Dumoulin


De Nederlandse benamingen zijn ingevoerd bij de omdoop van het fort 'Lasalle' in fort 'Erfprins' (28 juli 1814). Bijzonder is dat we een redelijk beeld hebben van hoe ons kamp er in de beginjaren heeft uitgezien. Dit danken we aan kapitein ter zee Maurits Ver Huell, neef van de commanderend officier van het fort, admiraal Carel Hendrik Ver Huell. 


Foto: Monument 'Lion's Mount'.

Hierboven het aangezicht gezien vanaf de Huisduiner poort in de richting van Den Helder.


Hieronder vanaf de Helderse poort in de richting van Huisduinen. 

Deze twee aquarellen die in het bezit zijn van de Gemeente Den Helder. Van de op beide aquarellen afgebeelde gebouwen is in het heden niets meer terug te vinden.

Na de Franse tijd.


Het fort was nog niet af, in feite is het fort nooit helemaal af geweest. De gebouwen op het fort waren gemaakt van hout en verkeerden in slechte staat. De eerste jaren gebeurde er weinig. Er waren steeds meer redenen voor noodzakelijke aanpassingen om meer gebouwen neer te zetten en ook de techniek van oorlogvoering veranderde voortdurend, waardoor het fort regelmatig werd gemoderniseerd. Er kwamen nieuwe magazijnen voor de opslag van het buskruit, poternes en twee nieuwe poorten voor de wacht. 

 

Poorten


In 1835 werd het eerste project om de Franse toegangspoorten te vervangen door nieuwe gemetselde met een gronddekking er bovenop. 

Zo kwamen er de de Huisduiner- (Wodan) aan de westzijde en de Heldersepoort (Keelpoort) aan de oostzijde. 

Beiden zijn identiek, met een ruime doorgang met poort en 4 verblijfsruimten voor wachtspersoneel. De toegang was via een brug vanaf het ravelijn.

Tussen de poorten lag de Middenweg, deze weg werd destijds gebruikt voor het transport van munitie van Fort Kijkduin naar het Nieuwediep. Waterboeren brachten drinkwater van de putten bij Huisduinen naar de werven en schepen via dezelfde route. 


Ook werden er twee kleine poorten (porternes) aan de noord- (Belona) en de zuidzijde (Sperwer). De porterne waren kleine toegangspoorten door de wallen van het fort, die aan beide zijdenmet stevige deuren alsluitbaar waren.


Bouwperiode 1856-1861


Foto: Infantriekazerne Johan Maurits van Nassau.


Na de periode van de bouw der poorten, poternes en depot buskruitmagazijn in 1836 duur het tot 1856 alvorens weer een actieve bouwtijd te gaan uitvoeren. In 1829 was door de ingenieur van de genie aangegeven dat er op Erfprins een infanteriekazerne benodigd was i.v.m. de toestand van de slechte houten barakken waarin het bataljon van het 6e regiment infanterie was ondergebracht, kon de bouw van de kazerne niet langer worden uitgesteld. 


In 1856 werd het werk aanbesteed en werd de infantriekazerne gebouwd die een accomodatie opleverde voor een heel bataljon (± 800 man).

Deze werden gelegerd in grote slaapzalen.


Deze infantriekazerne heeft ook nog dienst gedaan toen de Koninklijk Marine vanaf 1950 de beheerder werd van de MK Erfprins. 

Menig marineman heeft hier geslapen totdat in 1985 de nieuw gebouwde kazerne gereed was voor korporaals en manschappen. 

Foto: Gebouw Blok Gehuwden 1858 -1977

Nadat de infanteriekazerne klaar was, werd begonnen met het Rijksgebouw voor gehuwde militairen. Later werd dit in de volksmond 'Blok Gehuwden" (Banckert) genoemd. 


Vanaf 1951 was dit gebouw in eerste instantie 'Officiersgebouw' geweest en naderhandwerd het 'Onderofficiersgebouw'


In 1977 werd dit gebouw gesloopt om plaats te maken voor de "School voor Bederijfsvoering en Onderwijskunde".

Bomvrij hospitaal  (Jan van Brakel)


In 1861 werd de ontwerpbegroting opgesteld voor een 'bomvrij gebouw' dat moest dienen voor berging van artilleriemateriaalen gereedschappen voor het vernielen van vuurtorens, terwijl het in oorlogstijd bestemd was voor de verpleging van zieken en gewonden. Het hospitaal telde 7 lokalen die met elkaar in verbinding stonden. In ieder lokaal konden 16 kribben geplaatst worden.


Voor de drinkwatervoorziening werden druipkokers aangebracht, die afwaterden naar 2 drinkwaterkelders, onder het gebouw, met een capaciteit van elk 100 kubikemeter. Ook waren er schoorstenen voor verwaming.

 

Door de tijd heen is het nooit als hospitaal in gebruik geweest!

Mobilisatie, 16 juli 1870


Door de dreiging van een oorlog tussen Duitsland en Frankrijk kondigt Nederland de mobilisatie af. Deze legt de slechte toestand bloot waarin het leger verkeert. Modernisering van materieel en bewapening blijkt

hard nodig.


3 Dagen na de mobilisatieafkondiging breekt de Frans-Duitse oorlog  1870-1871 uit. Nederland verklaart zich neutraal. Op 18 januari 1871 werd het werk van Otto von Bismarcks politieke levenswerk bekroond. Bij een ceremonie in de Spiegelzaal van het Kasteel van Versailles, net buiten Parijs, werd Lodewijk Napoleon III afgezet door Wilhelm I uit te roepen tot keizer over een verenigd Duitsland, het Duitse Keizerrijk. 

Dat zorgt voor een koersverandering in het denken over de Nederlandse defensie.


Grote verbouwing


Na de Frans-Duitse oorlog moest het hele defensieplan, van Nederland, omgegooid worden. 

Tot die tijd was Frankrijk altijd het land wat de grootste bedreiging voor ons land vormde en daar was onze verdediging op gericht.

Nadat de Duitse legers, binnen zo korte tijd, de Franse legers vernietigend verslagen hadden bleek dat Duitsland ineens de grootste bedreiging voor de Nederlandse neutraliteit was.

Daarom werd de landsverdediging naar het oosten gericht en werden oude linies weer in ere hersteld, de 'Hollandse Waterlinie' werd verbeterd, uitgebreid en werden voorzien van sterkere forten.


Aangezien de Duitse marine sterk werd uitgebreid, o.a. met kanonneerboten die op de ondiepe wateren konden varen, moest de Nederlandse kust beter verdedigd worden en kwamen er forten in Hoek van Holland, IJmuiden, Pampus (Amsterdam) en fort Harsens (Den Helder).

De bestaande kustbatterijen, in Den Helder, werden verstekt, zoals Kijkduin, Oostbatterij en Wierhoofd. Ook voor fort Erfprins werd een plangemaakt om dit met een kustbatterij uit te rusten.


Hiervoor werd een deel van de fortgracht, aan de noordzijde, gedempt, de bastions aan die zijde werden verlengd, het zeeravelijn werd bij het fort gevoegd. Er kwam een nieuwe fortgracht, dichter bij de zeedijk. Aan de nieuwe noordkant, van het fort, werd een gemetselde artilleriekazerne 'Gelderland' van ± 283 meter lengte gemetseld, met daar bovenop een kustbatterij voorzien van Krupp kanonnen met een kaliber van 24 cm. Tevens kwamen er ook alle benodigde middelen om munitie vanuit de artilleriekazerne naar de kanonnen op het Zeefront te transporteren.

Foto: Luchtfoto uit 1920


Gedurende deze periode verandert er veel op allerlei gebieden. 

Een van de meest belangrijkste, voor ons fort, is wel dat de oorlogsvoering, dankzij gebruik making van beter materiaal, een grote sprong voorwaarts maakte.  Zo wordt bijvoorbeeld de beschikbare munitie voor geschut steeds beter, kunnen ze sneller en verder schieten, beter richten en granaten steeds effectiever op het doel laten ontploffen. 

Door deze veranderingen is het steeds beter mogelijk om onze kust te verdedigen. De nadruk van een stelling gebaseerd op een verdediging over land verandert langzaam in een stelling die zich tegen een landaanval kan verdedigen maar ook een effectieve bijdrage kan leveren aan onze kustverdediging. 

De ligging van fort Erfprins lijkt hier uitermate geschikt voor. 

Zo wordt er steeds meer nagedacht over het veranderen van het fort in die richting.

Plattegrond artilleriekazerne 'Gelderland'


De korte kazematten, links en rechts, zijn allen voor de verzorging van de bewoners, zoals latrines en toiletten, kombuis met voorraadkamers voor voedsel. De lange kazematten waren slaap- en leefruimten voor de bewoners, per kamer 64 soldaten of 10 onder-  of 6 officieren.

De lange kazamatten die aan de zeven gangen grensden waren in drieën gedeeld en waren kantoorruimten. Alle kazamtten zijn voorzien van druipwaterkokers en onder twee kazematten zijn drinkwaterkelder gesitueerd zoals in het bomvrije hospitaal.

Alle dwarsgangen, zeven in totaal, lopen aan het eind de wal in en eindigen in een munitiebergplaats. 


Foto: Gang 3 met munitiebergplaats.


Deze munitiebergplaatsen bestaan uit 3 ruimten, een deel voor opslag voor de lege buskruitgranaten en lege kardoeszakken, een ruimte voor het zwarte buskruit in bronzen kruitkisten en de middelsteruimte voor het vullen van de granaten en kardoezen met buskruit. Vanuit deze ruimte werden de granaten en kardoezen opgehesen naar de nis erboven. Vanuit de nis werd de munitie dan weer over de kanonnen verdeeld.


In de munitiebergplaats moest verlichting zijn, in die tijd was er nauwelijks electriciteit licht, dat was niet erg betrouwbaar en gevaarlijk. Van zelfsprekend mochten er ook géén olielampen, kaarsen of gaslampen gebruikt worden. Om de munitiebergplaatsen toch van licht te kunnen voorzienloopt er daarom rocd iedere munitiebergplaats een lichtgang waar op 3 plaatsen olielampen aangestoken worden die hun licht door de dikke glazen ruitennaar de drie delen van de munitiebergplaats lieten schijnen.

Op de tekening een dwarsdoorsnede (ter hoogte van een Nis) met links de kazerne 'Gelderland' en rechts een van de zeven 'Nissen' op het Zeefront. Hierop is de munitieopslag en opvoer richting het Zeefront te zien. Het Zeefront is gebouwd bovenop de artilleriekazerne. 

Bedding opstelling Krupp-kanon

Geschutsbeddingen met kanonnen


Op het Zeefront hebben, in de kustartillerie tijd, stonden in de 16 geschutsbeddingen eerst ijzeren 24 cm kanonnen gestaan die later bijna allemaal zijn vervangen door modernere kanonnen van 24 cm, Lang 25 en de 24 cm Lang 35 cm.

De aanduiding Lang 25 en -35 geeft de looplengte aan in verhouding tot het kaliber., d.w.z.: het kanon van 24 cm Lang 35 had een looplengte van 35x24cm=840 cm (8.4.m). 

4 kanons Krupp 24 cm IJzer  (1896-ca 1940) 

6 kanons Krupp 24 cm L25 (ca 1900-ca 1940)  

6 kanons 24 cm L35 (1905-ca 1940)   


Gedurende de Eerste wereldoorlog, was Nederland neutraal  en  is het fort gebruikt om een gedeelte van de gemobiliseerde troepen te huisvesten. Helaas is er niet veel bekend over het hoe en waarom. Vanwege de algemene schaarste aan goederen zijn dit de enige twee foto’s uit die periode waarover de oudheidkunde vereniging beschikt.  

Caponniére


De bomvrije 'Caponniére', op de foto,  is gebouwd tussen 1880 en 1882 en was niet direct een onderdeel van de kustbatterij, maar wel een verdedigingswerk. De Caponniére bevatte twee kanonschietgaten, vier geweerschietgaten, een lokaal en zes britsen.

Het doel van de Caponniére was, om en vijand, die op de zeedijk geland was en de bedoeling  had om over de noordelijke gracht, Erfprins binnen te vallen,  met geweer en kanonvuur te verdrijven.

Vanuit de Caponniére was een doorgang van ruim 63 meter lengte naar de bomvrije artilleriekazerne. Helaas is de Caponniére, tijdens de Delta werken in 1970 afgebroken en de noordelijke gracht gedempt met opgespoten zand.

De gang naar de Caponniére is nog gedeeltelijk aanwezig.

Mobilisatie 1914-1918


Op 31 juli 1914 ging de Nederlandse regering over tot de algehele mobilisatie van de troepen. Voor wat betreft fort Erfprins is er gek genoeg niet bijster veel bekend. Wat bekend was is dat het fort de meeste tijd volbemand was met personeel van de Kustartillerie (voor het Zeefront, van de Infanterie (voor de algemene verdediging van het fort) en van de Artillerie (ter ondersteuning van de Stelling van Den Helder). Nederland was in deze Eerste Wereldoorlog neutraal gebleven.


1919 tot 1939  

Dit is een periode waar weinig van bekend is.

Op het fort zat wel de 'Vrijwillige Landstorm' en wat Infanterie militairen en politietroepen in het fort. De Vrijwillige Landstorm (1914) waren jongens die zich vrijwillig aanmelden bij het Nederlandse leger voor het verdedigen van ons land.

1939 - 1940

Op 28 augustus 1939 werd wederom, door de Nederlandese regering besloten, om over tegaan tot een algehele mobilisatie van de troepen. Er was een grote oorlogsdreiging en dat gaf rede tot grote ongerustheid onder de bevolking. Nederland gaf aan neutraal te willen blijven, echter op 6 oktober 1939 gaf Hitler zijn legerleiding opdracht om een offensief in het westen voor te bereiden. Bronnen melder dit aan de Nederlandse legertop. Toen op 10 januari 1940 in België bij toeval de hand werd gelegd op Duitse plannen waaruit bleek dat de intentie bestond om België en Nederland binnen te vallen werd de angst onder de bevolking nog veel groter. Het werd een strenge winter en de Nederlandse waterlinie bevriest. Door de Nederlandse legerleiding werd snel bekendgemaakt, dat door sleuven te maken in het ijs te zagen en versperringen van ijsblokken te maken, de verdedigingswaarde van de waterlinie intact bleef.


Berichten uit Berlijn, over mogelijke aanvallen richting Nederland met soms een datum erbij lijkt steeds loosalarm maar achteraf toch waar te zijn. Uiteindelijk komt op 10 mei 1940 een einde aan alle onduidelijkheid en was het OORLOG!

Oorlog!


De meidagen van 1940. Voor Den Helder begon de oorlog met luchtaanvallen op vliegveld “De Kooij” en vliegkamp “De Mok”. Duitse vliegtuigen scheerden over het Marsdiep en probeerden door bombarde¬menten en beschietingen alle Nederlandse vliegtuigen en hun verzorgende installaties te vernielen. Dit had natuurlijk te maken met het plan om hun luchtlandingen rond Den Haag ongestoord te kunnen uitvoeren, op die manier snel onze regering en het Vorstenhuis in handen te krijgen en de Nederlandse tegenstand te breken. Tevens werden er magnetische mijnen in het Marsdiep uitgeworpen om het uitvaren van marineschepen te voorkomen.


Militairen die over de Afsluitdijk terugtrokken, vanaf de grensbewaking en vanuit Groningen en Friesland, werden ingezet om de Stelling van Den Helder te versterken. Schepen van de Marine werden ingezet om in Rotterdam de Duitsers te verjagen van de Willemsbruggen, maar dit mocht niet baten. De “Johan Maurits van Nassau” heeft vanaf het wad wel succes¬vol de Duitse troepen bestreden die een aanval deden op de stelling van Kornwerderzand. 

Op 14 mei om 15.46 uur ontving de Commandant van de Stelling van Den Helder het volgende telexbericht van de Marinestaf: “Havens versperren, vernielingen uitvoeren, zooveel mogelijk personeel en materieel, behalve wat nodig is voor de handhaving orde en bewaking, naar Engeland zenden, meeste spoed, dit is de laatste telexorder, wij verbreken verbindingen”. De Opperbevelhebber had tot capitulatie moeten besluiten, waarbij het bombardement op Rotterdam, en de dreiging dat snel andere steden dit lot ook zouden ondergaan, de doorslag had gegeven.


De Marine vertrok naar Engeland met medeneming van zoveel mogelijk personeel en materieel. De Commandant van de Stelling vertrok naar Sneek om daar met de commandant van de Duitse troepen de voorwaarden voor overgave van het noordelijk deel van de Vesting Holland te bespreken.


Terwijl de Helderse bevolking nauwelijks de situatie kon bevatten verschenen er ’s avonds rond 20.00 uur drie Duitse bommenwerpers boven de stad. De vliegtuigen waren opgestegen en konden niet worden teruggeroepen, zo werd later verteld. Tot grote ontzetting van de bevolking wierpen de vliegtuigen brisantbommen uit. Doelwit was de Rijkswerf en het Commandement in fort Oostbatterij. De bommen hadden een verwoestende uitwerking, rook en stof vormde zich boven de doelwitten, de stad trilde op zijn grondvesten. Er vielen die avond veel dodelijke slachtoffers en een groot aantal huizen werd verwoest of beschadigd.


Op 15 mei 1940 in de vroege ochtenduren verschenen voor het eerst Duitse troepen in Den Helder en namen hun intrek in de stad.

De FLAK-batterij


Het Duitse leger constateerde dat de kanonnen, die op Erfprins stonden, niet geschikt waren voor het doel wat zij voor ogen hadden. 

Zo werden de Nedelandse beddingen, aan de oostzijde op het Zeefront, al snel verbouwd tot Duitse beddingtypen, waarop eerst vier stuks 88 mm FLAK (FLugzeug Abwehr Kanon) geplaatst werden, later vervangen door vier stuks 10,5 cm SK C-32 FLAK. Twee van deze beddingen stonden op de voorzijde van het Zeefront, de beide andere op de erachter liggende scherfwal met daar tussenin een vuurleidingsgebouw (Castor): de Leitstand. Hier boven op stond de grote optische afstandmeter voor het geschut. (foto boven).


In eerste instantie waren de FLAK-batterijen onbeschermd in de bedding geplaatst, maar later werden deze afgedekt met een scherfwerend schild. Als je met een kanon omhoog schiet om aanvallende vliegtuigen te raken, exploderen de granaten in de lucht met een wolk van stalen scherven, die daarna weer naar beneden vallen. Die vallende granaatscherven zijn gloeiend heet en zo scherp als een scheermes, vandaar dat de kanonbemanning blij was met een kap over het kanon om hen hiertegen te beschermen. Dit schild draaide met het kanon mee.


In de omgeving van de FLAK batterij werden ook lichte wapens opgesteld, er kwam 20 mm FLAK op de wal bij de beide opgangen naar het Zeefront te staan. 

Op het bastion bij het bom-vrije hospitaal werd een batterij zoeklichten en een luisterapparaat geplaatst.

Nieuwstraat mei/juni 1945.

De nasleep van de oorlog


Op vrijdagavond 4 mei 1945 kwam omstreeks kwart voor negen het bericht door dat de Duitse troepen in Nederland op zaterdagmorgen 5 mei 1945 om 8 uur zouden capituleren. 

Pas op dinsdagmiddag 8 mei kwamen de eerste pantserwagens van de geallieerde troepen in 

Den Helder aan. 


Foto: Nieuwstraat in de Visbuurt mei/juni 1945.


Bijna direct na de capitulatie werden er veel mensen door de Binnenlandse Strijdkrachten opgepakt, voornamelijk NSB’ers en “weermachtliefjes”. 

Later werden er mensen opgepakt die werkten voor de Duitsers als dienstbode, keukenhulp, naaister, werkster of chauffeur; zij die in het Duitse leger, SS of NSKK hadden dienstgenomen; die geholpen hadden om huizen te slopen, of die vrijwillig in Duitsland gingen werken. 

In oktober 1945 waren er in heel Nederland ruim 96.000 personen die gevangen zaten om deze redenen, hieronder was echter wel een groep personen die onterecht werden opgepakt.


Interneringskamp


Fort Erfprins is hierdoor vanaf juli 1945 als interneringskamp gebruikt. Eerst zaten er alleen NSB’ers en mensen die in de oorlog “fout” waren geweest, opgesloten in de voormalige infanteriekazerne. De kampleiding liet de gevangenen werken om hen weer vertrouwd te maken met de samenleving. Alleen de lichtste gevallen kwamen buiten de poort om onder strenge bewaking puin te ruimen, of op het land te werken.


In oktober 1945 kwamen er per trein ook 1300 Nederlandse SS’ers in Den Helder aan, die werden opgesloten in de voormalige artilleriekazerne 'Gelderland'. 

Hun aantal zou stijgen tot ruim 4000. De bevolking van Den Helder had angst voor deze laatste groep gevangenen. Men was bang dat zij zouden proberen te ontsnappen en tot alles in staat zouden zijn om hun lot te ontlopen, omdat er geruchten gingen dat er velen tot de doodstraf veroordeeld zouden worden. Daarom werd het fort natuurlijk bewaakt, binnen het fort door personeel van Justitie, buiten het fort door zwaarbewapende gezagstroepen. Om ontsnappingen te voorkomen waren er rondom het fort hoge palen met dubbele prikkeldraadversperringen aangebracht. Ook werden rondom het fort acht torens gebouwd waarvan de zoeklichten over het kampterrein schenen. De torens waren steeds bemand en uitgerust met machinegeweren.


De taak van de zuivering was in handen van het Militair Gezag. De grotere vergrijpen werden beoordeeld door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam, de kleinere vergrijpen werden afgehandeld door het Tribunaal in Alkmaar.

De berechting verliep helaas erg langzaam, vooral voor de onterecht opgesloten mensen was dit een zure appel.


Het gevangenkamp Erfprins werd op 1 februari 1948 opgeheven.


Hierna 

Luchtfoto Erfprins 1954

De Marinetijd


Op 1 maart 1950, werd door het Ministerie van Oorlog, het fort Erfprins overgedragen aan de Marine. De Marinestaf besloot toen, om de 'Artillerieopleiding', over te brengen van fort Oost-batterij (ARGIS later NAVGIS) naar fort Erfprins. 


Het fort werd overgekocht van de Landmacht en er werd een commissie ingesteld die een gedetailleerd plan ging opstellen hoe de beschikbare ruimte en accommodatie op Erfprins zo optimaal mogelijk gebruikt kon worden, en welke apparatuur er nodig was voor het verwezenlijken van de opleidingseisen.


Het bleek een enorme opgave te zijn, want vanaf 1940 was er vrijwel geen enkel onderhoud meer gepleegd. De infanteriekazerne (Johan Maurits van Nassau), waarin wind, regen en sneeuw de slaapverblijven kon bereiken, moest weer voor bewoning geschikt worden gemaakt, hierin moest o.a. een onder-officiersverblijf, een kombuis en een eetzaal worden ingericht.


De artilleriekazerne (Gelderland) werd ingericht tot schoolgebouw, wat niet zo maar ging want in het hele gebouw stond een laag water. Door verwaarlozing stonden de drinkwaterkelders vol en de overstort naar de vijver was verstopt geraakt. Er moest dus eerst veel water weggepompt worden voordat er ook maar aan inrichten gedacht kon worden. Er moesten schoolborden ingebouwd worden, er moest verwarming aangebracht worden (eerst door met kolen gestookte potkachels, later door electrische (rib-kachels) verwarming), en de theorielokalen moesten door een betimmering met zachtboard van hun hinderlijke nagalm bevrijd worden. Er werden praktijklokalen ingericht waar men kon leren om bepaalde wapens te demonteren, onderhoud te geven en weer schietgereed te maken.

Zeefront


Het Zeefront werd verbouwd tot schietemplacement, hier verschenen betonnen beddingen voor vrijwel alle typen marinegeschut, van talloze 20 mm Oerlikon luchtdoelmitrailleurs en 40 mm Bofors luchtdoel;

3,7 cm; 7,6 cm en 10,2 cm tot diverse typen 12 cm kanons toe. 


Midden op het Zeefront, op het gebombardeerde gedeelte, werd het commando-brugcomplex met radarmast geplaatst. Heel veel werk werd door eigen personeel verricht en met eigen middelen uitgevoerd.

Ook diverse andere gebouwen op Erfprins kregen een functie voor de Artillerieschool, het bomvrije hospitaal herbergde een schietbaantje om te leren zeedoelschieten, een lokaal voor herkenningslessen voor schepen en vliegtuigen en een filmlokaal.


Het houten gebouw Salamander, in de buurt van de voormalige buitenkantine, werd tot drie schoollokalen omgebouwd. Zelfs het kruitmagazijn van 1812 werd als schoollokaal ingericht.


Aan de westelijke zijde van de artilleriekazerne was tijdens de bezetting een deel van de scherfwal afgegraven en hier werd een plaatstalen loods gebouwd (foto: Heemskerk 1951-1984) met schoollokalen en een praktijkruimte met schietbioscoop waar men kon leren met behulp van tolvizieren een luchtdoel te beschieten.

Scholen


In 1960 werd bepaald dat er op Erfprins meer scholen gevestigd werden. Daarom werd op 15 maart 1960 de naam van 

fort Erfprins werd veranderd naar “Marine-Kazerne (MK) Erfprins”, de naam Artillerieschool bleef voor de opleiding van artilleristen behouden.


Allereerst kwam in 1960 de NBCD-school op het terrein . In deze school werd marine-personeel geleerd hoe met schade aan een schip omgegaan dient te worden, zodat de gevechtskracht van het schip op een zo hoog mogelijk peil blijft. 

De vier hoofdletters geven de oorzaak van de mogelijke schade aan: Nucleair (atoombomaanval), Biologisch (aanval met ziektekiemen), Chemisch (aanval met strijdgassen) en Damage Control (schade door explosie, aanvaring of brand).

Een deel van de praktijklessen werd uitgevoerd op MK Erfprins in de traangasbunker en de averijmoot, een ander deel (blussen van branden) gebeurde op een speciaal oefenterrein op de Nieuwe Haven genaamd “Pyromaan”.

Deze school bleef tot juli 1975 op Erfprins en betrok toen een nieuw gebouw nabij de “Pyromaan”.


De volgende school die naar Erfprins kwam was de Electronische School. Binnen deze school werden radio- en radarmonteurs en wapenelectronicamonteurs opgeleid. Eind 1962 werd begonnen met de bouw van deze school en na oplevering van het gebouw in 1963 kwam de opleiding naar MK Erfprins. Het gebouw werd genoemd naar LTZ J.C. Jurrjens, die één van de oprichters van deze school was geweest. 

De school bleef tot eind 1976 in deze vorm opleidingen verzorgen.


In juli 1974 viel het besluit om ook de Torpedoschool over te brengen naar Erfprins en deze te integreren in de Artillerieschool, omdat de opleidingen voor geschut- en torpedomaker veel overeenkomsten vertoonden. In het voorjaar van 1975 was de integratie afgerond en ontstond de “Artillerie/Torpedoschool”. De lessen werden gegeven in gebouw “Gelderland”.  Deze school werd eind 1976 opgeheven bij de oprichting van de Wapentechnische School.


Op 10 december 1976 werd de Wapentechnische School (WTS) opgericht. (Samenvoeging van de Electronische School,  diverse onderdelen van de Artillerieschool en de Torpedoschool. De oorzaak van dit samengaan wordt gevonden in de nieuwe personeelsstructuur die uiteindelijk in 1980 zijn beslag kreeg. 


Er vond bij de Marine een bundeling van dienstvakken plaats, men ging over van een groot aantal oude dienstvakken naar dienstgroepen: Operationele Dienst, Wapentechnische Dienst, Technische Dienst en Logistieke Dienst.

Aan het bestaande gebouw van de oude Electronische School werd in 1979/1980 een nieuwe vleugel gebouwd, zodat ook het personeel van de Artillerie- en Torpedoschool een plekje in dit gebouw kon vinden. 

Hierdoor werd gebouw “Gelderland” langzamerhand steeds minder gebruikt en uiteindelijk in 1985 definitief als schoolgebouw gesloten.

Foto: gebouw Athene 

 

Hierin kwam de kaderschool vanuit (MOKH 1978) Hilversum naar Erfprins. 

Deze werd samengevoegd met het Marine Instructie Centrum en omgevormd tot 'School Voor Maritieme Vorming,  Bedrijfsvoering en Onderwijskunde' (SMVBO). Het nieuwe schoolgebouw verrees op de plaats van het afgebroken “blok gehuwden” en werd op 3 april 1979 geopend. 

Hier word lesgegeven in Management-technieken, Instructietechniek, Onderwijstechniek en Onderwijskunde. In een later stadium kwam de Eerste Militaire Vorming (EMV), van de Nieuwe Haven (gebouw Fregatvogel) naar de SMVBO. 

Share by: